Cover Het Magische Hert en de Dromen van de Dwaas

Het Magische Hert en de Dromen van de Dwaas.

Hoofdstuk 9. 

Waar het leven wordt beleefd.

Waar het leven wordt beleefd

 

Ondertussen, heel ver van het Land der Meetjes vandaan, daar stond een groot en stevig kasteel gemaakt uit een onbekend soort van steen in een onvertrouwd soort van kleur; behalve voor wie al in het Koninkrijk der Speren is geweest en de machtige stranden heeft mogen zien met haar plateau’s, kliffen en krijtrotsen in de troostende middagzon.

Een duif vloog langs de kust en volgde heel netjes de lijn waar de golven het zand strelen. Vermoeid maar onvermoeibaar vloog het arme dier uitgemergeld maar door en door, terug naar huis, terug naar het kasteel.

Zo was het dat de duif in een van de hoogste torens binnenvloog en braaf wachtte op de duivenmeester om het briefje rond haar poot weg te halen, maar in dit geval – toen de duivenmeester zag dat het ging om deze duif– nam hij de hele vogel mee.

De Koningin der Speren was druk in de weer met de hofleveranciers die een voor een hun waren aan haar presenteerden op rooie kussentjes. Ze keek samen met haar hofdames naar rijen en rijen van leveranciers met kantwerk, smeedwerk, vlechtwerk, snijwerk en veel meer nog dan, zodanig dat je het ene uiteinde van rij het andere uiteinde niet kon zien.

“Het is pas het hof waardig”, vertelde de Koningin tegen haar entourage, “Wanneer ik zie dat het niet alleen zijn nut heeft, maar ook kunst is.”

“Maar hoe kan je dat verschil zien?” vroeg een van haar kamermeisjes, “Tussen iets nuttig en iets kunstig?”

“Wel”, zei de Koningin, “Het verschil is dat iets nuttig is vergeten zodra het is gebruikt. Iets kunstig blijft je bij in je hart voor de rest van je leven.”

“Maar hoe kan je op voorhand weten dat iets je voor de rest van je leven zal bijblijven?”

De Koningin lachte terwijl ze haar ogen niet afhaalde van de vier gebakjes die gepresenteerd werden.

“Leren. Leren, leren, leren”, zei de Koningin, “Leren wat jij zelf waardevol. Dat is iets stil en verscholen, je moet er een beetje naar op zoek gaan. Maar als je het gevonden hebt, dan zal je zien, dan kan je niet meer twijfelen.”

De Koningin wees een van de vier gebakjes aan. De lakei boog diep en vertrok uit de rij.

“Het is eigenlijk een onbegrijpelijk iets” ging ze verder terwijl ze met goud gestikte lichtblauwe stoffen bekeek, “Je moet dieper kijken dan op het eerste zicht, om te zien wat schoonheid is. Je moet je kunnen inbeelden hoe het wordt beleefd, niet alleen hoeveel het gouden stiksel wel heeft gekost. Je moet weten wat het waard is, zonder te weten hoeveel het kost.”

“Dat is natuurlijk heel gemakkelijk”, zei de Koning der Speren die met klikkende en klakkende hielen snel passeerde, omringd zijn hofheren, “Als het geen bezwaar is hoeveel het kost.”

De Koningin, echter, draaide haar niet om bij het horen van de plagende woorden van haar man.

“Als het zou uitmaken hoeveel het kost”, zei ze, “Dan is het niet koninklijk!”

Ze tuitte haar lippen, keek op en knipoogde naar hem. Een moment keken ze elkaar diep in de ogen, alsof ze niet beiden omringd waren door hun eigen entourage die aandachtig toekeek.

“Mag ik mevrouw een kus geven”, vroeg de Koning der Speren met een overdreven diepe buiging.

De Koningin liet hem zo even hangen en keek met een ondeugende glimlach naar haar hofdames tot ze eindelijk zei:

“Dat mag U.”

Hij sprong terug recht en boog nu dicht bij haar wang waar hij haar heel voorzichtig, heel beschaafd, heel erg ingehouden een kus gaf, recht op het schoonheidsvlekje op haar wang. Dit alles zodanig traag en met gevoel dat het gebaar - hoe klein het ook was - alle hofdames van de Koningin hevig deed blozen.

Daarna boog de Koning weer snel en vertrok terug klikkend en klakkend naar zijn troonzaal.

“De Koning is zo gracieus, uwe hoogheid”, zeiden de hofdames, “Wat heb jij een geluk!”

De Koningin knikte kort naar de meisjes maar zei direct daarop het volgende.

“Leer maar snel wat een nuttig is en wat kunstig is, meisjes, “Voor jullie eigen zelf. Begrijpen jullie mij? Voor ons is mooi niet zomaar mooi, zoals het voor de heren is.”

De hofdames, velen onder hen nog fris en jong, keken verward en onzeker.

“Ik hoop voor jullie eigen bestwil dat jullie het begrijpen”, zei de Koningin nog met een zucht en keerde terug naar de rooie kussentjes van de leveranciers. Nu werd de Koningin verschillende sierraden getoond. Armbanden, halskettingen en oorbellen.

“Prachtig”, zeiden de hofdames.

“Zeker en vast”, zei de Koningin, “Maar vergeet niet waar armbanden en halskettingen het grootste nut hebben.”

De meisjes begonnen onder elkaar blikken uit te wisselen van verwarring en durfden niet meer zo ongedwongen spreken.

“En waar mag dat zijn, uwe hoogheid?”

“De kerkers”, zei de Koningin.

De meisjes keken elkaar geschokt aan.

“Laat het maar inzinken”, zei de Koningin, “En laat nooit nog iemand zeggen dat schoonheid oppervlakkig is, vooraleer ze in jouw schoenen hebben gestaan. Velen onder jullie worden markiezin, gravin, barones… wie weet zelfs ook koningin. Leer dan deze belangrijke les over schoonheid. Maak schoonheid tot een nut, dan ben je voorbij zodra je gebruikt bent. Maak schoonheid tot kunst, dan houd je stand zo lang mensen jouw schoonheid willen beleven.”

“Maar als je oud en lelijk wordt, dan komt daar toch ook een eind aan?” vroeg een van de hofdames.

“Juwelen en kleren dienen om jou te versieren, niet omgekeerd”, zei de Koningin, “Wees zelf niet het versiersel, meisje, wees het versierde. Mensen moeten bij je willen zijn, niet alleen toekijken. Mensen die alleen toekijken, die wil je niet in je buurt. Zo’n mensen zullen met alle plezier toekijken hoe ze jouw gouden ketting in de balzaal vervangen door een ijzeren ketting in de kerker. Hun hart zal niet breken voor jou. Ze zullen toekijken van begin tot eind.”

Ze koos enkele juwelen en stuurde de rest weg.

“Volgende”, riep ze.

“Wil uwe majesteit haar terugtrekken voor het middagmaal”, onderbrak een van de lakeien har.

“De kok zal even moeten wachten”, zei de Koningin, “Ik heb nog een belangrijke les voor mijn hofdames.”

 

 “Uiteraard”, zei de lakei en boog diep vooraleer hij vertrok naar de keukens.

“Wat is strategie?” vroeg de Koningin aan haar entourage.

“Ik weet het niet”, zeiden de hofdames.

“Weten wat de andere partij denkt en het ze laten denken”, zei de Koningin.

Ze koos een kussen en stuurde de andere weg.

“Wat is oorlog?”

“Ik weet het niet”, zeiden de hofdames vromelijk.

“Oorlog is een vijand hebben en ermee moeten dansen. Oorlog is weten wanneer een brug te verbranden en wanneer een brug te bouwen”, zei de Koningin, “Het is weten wanneer indruk te maken en wanneer te choqueren. Het is weten wanneer te wachten en wanneer toe te slaan.”

Ze koos een kussen en stuurde de andere weg.

“Het is weten wanneer je jezelf moet wegcijferen en wanneer je mensen moet herinneren aan wie je bent.”

Ze koos nog een kussen en stuurde de andere weg.

“Laat niemand ooit nog zeggen dat schoonheid oppervlakkig is, zonder dat ze weten hoe het is om in jouw schoenen te staan.”

Ze koos nog een kussen en stuurde de ander weg.

“Je ziet je ene zoon verdwijnen en de ander vertrekken op zoektocht om wraak te nemen. Je ziet je dochters weggenomen worden als poppen en gebruikt worden om iedereen belangrijk te maken behalve zijzelf. Je ziet hoe dit alles komt en gaat, en je vraagt je af wat er nog te versieren valt aan dit alles, wat er nog mooi is aan het leven. En dan besef je na lang nadenken en lang treuren en lang wachten dat het leven niet mooi is op zich.”

Niet alleen de hofdames luisterden nu muisstil, maar ook de lakeien en de hofleveranciers zelf.

“De schoonheid van het leven begint waar het leven wordt beleefd. In het hart. Al de rest is versiering.”

Sommige hofdames veegden een traan weg. De nieuwste onder hen keken alleen stokstijf toe, verlamd door de gedachte van het zware leven dat hen te wachten kon staan. Maar de Koningin zelf had geen traan om weg te vegen. Ze zei:

“Het leven onderga je met je lichaam, maar het leven beleef je met je hart! Als je wilt zien wat je hebt ondergaan in je leven, kijk naar je lichaam. Kijk naar de kwaaltjes, de rimpels, de vergroeiingen, de littekens. Maar als je wilt zien wat je hebt beleefd, kijk in je hart. Daar is het dat de schoonheid van het leven schuilt, meisjes. Leer je weg daarnaartoe zo snel mogelijk en put jouw schoonheid van daaruit. Breng een schoonheid die kan beleefd worden en gedeeld worden.”

Ze koos nog een kussen en stuurde de andere weg.

“Dat is een schoonheid die je moet kiezen”, vertelde ze nog, “Versier die rimpels, versier die vergroeiingen, de littekens. Maak er een beleving van! Kies goed, meisjes. Kies goed.”

Nog een kussen koos ze uit de eindeloze rij.

“En ik heb inderdaad geluk met de Koning. Ik heb iemand die deze schoonheid oprecht met mij wil delen. Daar heb ik echt geluk in. Maar het is alleen gelukkig omdat het net zo makkelijk anders had kunnen zijn. Het is alleen gelukkig omdat het even goed ongelukkig had kunnen zijn. Begrijpen jullie?”

Op dat moment kwam de duivenmeester de zaal binnengelopen. Wanneer de Koningin zag om welke duif het ging, stuurde ze alle kussens, alle hofleveranciers, alle lakeien, alles hofdames, alles en iedereen onmiddellijk weg. Ze nam de duif voorzichtig van de duivenmeester aan en haalde het briefje van rond de poot. Ze las het met bibberende handen en wanneer ze het had gelezen, sloot ze haar ogen en hield ze het briefje tegen haar hart aan.

Ze streelde nog even over het hoofd van de duif en bedankte de duivenmeester, die haar in de lege zaal achterliet.

De Koningin der Speren nam nog een moment om te genieten van de stilte en zuchtte diep.

“Hij leeft nog.”