Cover Het Magische Hert en de Dromen van de Dwaas

Het Magische Hert en de Dromen van de Dwaas.

Hoofdstuk 21. 

Kiezen is niet verliezen.

Kiezen is niet verliezen

 

De Graaf en de Gravin van de Fiere Bloemenstad hadden hun Alchemist meegenomen naar hun buitenkasteel voor de zekerheid, zelfs al bleek dat het niet de Alchemist was die onder vuur stond. Het buitenkasteel - een van de vele ontelbare kastelen van de Graaf - lag niet ver van de Stad der Sterren, perfect om het moment af te wachten om naar het bal af te zakken zonder in het Keizerlijk Paleis zelf te moeten verblijven op voorhand. De Graaf en de Gravin hadden een hekel aan de vele vermoeiende beleefdheden die ze onophoudelijk moesten maken naar de koningen, markiezen, baronnen, en keizerlijke afgevaardigden  toe. De Graaf was verzonken in een lange brief die was toegekomen van de Koning der Munten, de man waar de Graaf dicht mee samen werkte, de man met de goede raad, de man die hem zovele kastelen opleverde.

De Gravin liet haar man lezen, ijsberen en een antwoord schrijven terwijl ze in haar eigen vertrekken zelf heel wat dringende problemen probeerde op te lossen met haar kamermeisjes. Ze liet de Alchemist komen naar haar vertrekken.

“Alchemist”, zei ze wanneer hij eindelijk binnen kwam, “Kom binnen.”

Ze keek echter niet op van de brieven die ze in haar handen had vol rapporten van welke stoffen, kleuren en geuren de vier koninginnen van de vier koninkrijken zou dragen.

“Ik dacht aan een lichtblauwe jurk, zoals nu de mode is in het koninkrijk der Bekers, maar met een fijne kanten kraag in de steek van het koninkrijk der Speren. Daaronder zou ik graag fijne rode schoenen dragen uit het koninkrijk der Zwaarden en mijn haar opgestoken in de vrije vlecht van het koninkrijk der Munten. “

De Alchemist luisterde verveeld naar de onrustige Gravin.

“Dat lijkt me goed, als dat goed lijkt voor jou.”

“Het is net daarom dat ik jou laat komen”, zei de Gravin met een snijdende stem, “Wat denk jìj?”

De Alchemist zuchtte en dacht in zichzelf: waarom laat ze mij niet gewoon haar bloemengeurtjes destilleren en daarmee af?

“Ik… Wel…”, begon de Alchemist.

“Ja? Wel?” zei de Gravin ongeduldig terwijl ze de brieven op een tafel gooide.

“Voor mij lijkt het alsof je stukken van vier verschillende toestellen aan elkaar vast zet en hoopt dat ze samen gaan beginnen werken.”

“O, jij bent hopeloos”, zei de Gravin en ze zakte neer in een lange stoel, “Dit zijn al de beste dingen uit elk van de vier koninkrijken.”

“Het kan zijn dat het samen kan werken”, zei de Alchemist, “Wat wil je ermee bereiken met al die uiteenlopende stukken?”

“Ik wil… Ik wil…”, zei de Keizerin, “Ik wil dat het niet moet onderdoen voor de rest van wie er op het bal komt.”

De Alchemist knikte en zei: “Dan weet ik het probleem. Je bent alleen maar aan het verdedigen, maar je kan geen punten halen in het spel als je niet ook het doel probeert te treffen.”

Hij stond recht en nam een van de vele boeketten bloemen die de graaf altijd van de Fiere Bloemenstad liet overkomen naar zijn kastelen, en hij stak het voorzichtig achter haar oor.

“Toon wie de Gravin is van de Fiere Bloemenstad, dat is iets waar niemand anders mee kan uitpakken.

De Gravin keek een moment in de spiegel, opgewekt en blij met het idee, maar al snel liet ze haar gezicht terug hangen en legde ze met een zucht haar kin in haar handpalm.

“De Keizerin wel”, zei ze, “De Keizerin is de heerseres van heel het rijk.”

“Maar binnenkort kan ik ook Keizerin worden”, fluisterde de Gravin in zichzelf, “Als een van mijn zoons de Keizer opvolgt.”

“Wat zei je daar?” vroeg de Alchemist. Hij had de Koningin nog nooit zo in haarzelf horen mompelen met zo’n zorgwekkend gezicht.

“Niets”, zei de Gravin en staarde hem aan alsof er niets gebeurd was. De Alchemist nam daarop een van zijn nieuwe parfums en nam haar pols.

“Hier, ruik aan dit”, zei hij, “Het is mijn nieuwste creatie.”

Hij spoot de geur op haar pols. Onmiddellijk trok de Gravin haar hand los en rook eraan.

“Dit is geweldig!” riep ze, “Magnifiek gewoon!”

Ze rook nog eens en liet alle noten samen komen terwijl ze een moment nam om het te laten doordringen.

“Dit is perfect voor het bal!” riep ze, “Dankjewel Alchemist, je bent de beste! Hoe doe je dat?”

De Alchemist boog in een bescheiden gebaar.

“Ik doe simpelweg waar ik goed in ben”, zei hij.

“Maar hoe kies je de juiste ingrediënten”, vroeg de Gravin.

De Alchemist dacht even na maar kon niet meteen op een antwoord komen.

“Ik sta er niet altijd meteen bij stil hoe ik het kies. Het gaat vaak vanzelf. Soms probeer ik een iets, dan weer iets anders. Vaak kies ik een iets omdat ik het ander al te vaak geprobeerd heb. Het hangt er ook van af waar ik zin in heb.”

“Dat vind ik zo ongelofelijk”, zei de Gravin, “Omdat het zo perfect is! Ik kan niets bedenken dat misplaatst is in deze geur.”

“Eens het er is, is het perfect”, zei de Alchemist met een grote glimlach op zijn gezicht omdat hij blij was de Gravin zo tevreden te zien, “Maar de aanloop ernaartoe is zeker niet zo vlekkeloos.”

“Hoe kan je een iets kiezen en het andere niet?” vroeg de Gravin, meer aan haarzelf dan aan de Alchemist. Ze keek naar alle jurken, kragen, slepen, juwelen en schoenen die de kamermeisjes voor haar allemaal uitspreiden in de kamer.

“Eens je een iets kiest kan je het ander niet meer kiezen.”

De Alchemist zette het flesje parfum voorzichtig op tafel bij de andere parfums die de kamermeisjes aan het uitstallen waren.

“Als ik ingrediënten kies, bijvoorbeeld één soort bloem om een parfum van te maken, een soort schors om een noot uit te halen, een soort kruid om een hint uit te nemen en dit samen te voegen; dan bestaan de andere bloemen en planten nog steeds, alleen voor een andere keer.”

“Ja, maar dan moet je wachten op de andere keer”, zei de Gravin, “Dan moet je geduld hebben daarvoor.”

“Exact”, zei de Alchemist.

De Gravin hield niet van de toon van de Alchemist, alsof hij de schoolmeester was en zij de koppige leerling.

“Kiezen is verliezen”, zei ze, “Dat is gewoon zo. Eens je iets hebt gekozen, kan je het andere niet meer kiezen. Zo is het nu eenmaal. Je weet niet wat het is om een Gravin te zijn, dus ik begrijp dat je mij niet volledig kan begrijpen. In ieder geval ben ik blij dat je dit nu op tijd naar mij brengt op deze belangrijke avond.”

Maar de Alchemist liet zich niet zomaar afwimpelen. Met zijn handen over elkaar gevouwen zei hij tot haar: “Als ik de bladeren van de olijfboom kies in plaats van de bloesems van de kerselaar, dan verdwijnt de kerselaar niet omdat ik de kerselaar niet heb gekozen.”

“Ja, maar wat je in handen hebt, zijn de olijfbladeren”, zei de Gravin die haar kracht leek terug te vinden in dit gesprek met de Alchemist.

“De olijfboom is de olijfboom, de kerselaar de kerselaar. Ze veranderen niet omdat je de ene hebt gekozen en de andere niet. Het idee dat je iets kan hebben, is alleen maar een idee. Het bestaat eigenlijk niet.”

“Ja, maar ik kies ze om ze te hebben. Als ik een boom koop en ik laat ze planten, dan zijn het mijn bomen. Ik heb geen andere bomen gekozen, maar alleen die bomen die ik heb gekocht”, zei de Gravin kwaad.

De kamermeisjes keken bang toe hoe ze zich erg aan het opwinden was. Als de Alchemist zo verder zou gaan en zij hetzelfde zou doen als ze met hen deed, stond hij op het punt slaag te krijgen van haar.

“Vertel dat maar aan de bomen. Zij groeien hun bloesems niet speciaal omdat jij ze gekocht hebt. Ze stoppen ook niet met bladeren te krijgen, omdat jij ze niet gekocht hebt. Of je ze nu hebt of niet, dat is een maar idee. De bloesems en de bladeren, die zijn echt.”

De Gravin liep rood aan van woede.

“Wat is dit in hemelsnaam voor les dat je mij hier aan het spellen bent?” vroeg de Gravin in alle staten, “Staat dit in al die boeken die je bestudeert om lood in goud te veranderen?”

“Eigenlijk wel”, zei de Alchemist, “Eigenlijk wel.”

“Op dit moment heb ik genoeg aan mijn hoofd. Je maakt het te ingewikkeld voor mij. Deze jurken zijn allemaal van mij. Ze zijn niet van zichzelf. Ze zijn van mij. Ik moet er een van kiezen. En ook de schoenen, en een kraag, en juwelen om er vanavond goed uit te zien.”

“Als je er mooi uit wilt zien voor hèn”, zei de Alchemist, “Dan laat je hen beslissen of je er goed uit ziet of niet met alles wat je denkt dat je hebt, dat je hebt gekozen.”

De Gravin stond ondertussen te trillen in haar schoenen van razernij.

“Ja!” riep ze.

“Waarom kies je dan niet om te sieren wat er niemand van jou af kan nemen?”

“En wat is dat dat niemand af kan nemen, als iets hebben toch maar een idee is dat niet bestaat?” schreeuwde de Gravin.

De Alchemist zei: “Eigenwaarde.”


***


De slang was ondertussen in zijn nopjes toen hij zag dat er zoveel volk naar het Keizerlijk paleis kwam. Zoveel oren om in te fluisteren, dacht hij opgewekt in zichzelf terwijl hij van duister hoekje naar schaduwachtig kantje gleed doorheen de vele gangen, zalen en kamers. Hij had blij toegekeken hoe de Koning der Munten zijn zoon omarmde, die hem huilend vertelde dat hij graag keizer zou worden. Hij had nog blijer toegekeken hoe de koning antwoordde dat dat ook zijn wens was. Hij had verveeld toegekeken hoe de Alchemist sprak met de Gravin die zo graag luisterde naar wat de slang vertelde. Waar moeit die Alchemist hem toch mee, zo dacht hij. De Alchemist zou hij echter gerust laten, omdat hij geloofde dat hij lood in goud kon veranderen. Zelfs al weet die pummel zelf niet hoe hij het doet, zo dacht de slang. Dit kan ervoor zorgen dat de Graaf en de Gravin zeer machtig kunnen worden. Zeer, zeer machtig! En ik hou van zeer, zeer machtig.

Nu was het zo dat er op dat moment opnieuw een schokgolf ging door de sluier tussen de elfenwereld en de mensenwereld.

“Dit weer?” siste de slang in zichzelf.

Deze keer sloop hij snel naar een schaduwachtige hoek en doorheen de duisternis zocht hij waar de schokgolf vandaan kwam om het met zijn eigen ogen te zien. Wanneer hij een hoekje had gevonden waardoor hij terug buiten kon piepen, was hij in de grot van de waterval terecht gekomen. Hij zag tot zijn afgrijzen de Dwaas en de Heks en het Magische Hert.

De slang probeerde hem zoveel mogelijk te verbergen in de schaduwen van de grot, maar kon niet ontsnappen aan een korte blik van het Magische Hert terwijl hij zijn kop terugtrok door het watergordijn van de waterval.

Een ging een koude rilling van zijn kop tot zijn staart, wat hem deed denken aan de tijd dat hij nog in het Hart van het Bos leefde, nog voordat de werelden gesplitst werden door het Magische Hert. Op dezelfde manier keek het Magische Hert toe zonder iets te zeggen. In zijn hoofd klonk de stem van het Magische Hert:

“Dat is lang geleden, slang.”

“Niet lang genoeg”, zei de slang.

“Wat kom jij hier doen?”

“Wat kom jij hier doen, in de mensenwereld?” zei de slang, “Dit is niet jouw wereld.”

“Ook niet de jouwe”, zei het Magische Hert.

“Ik hou van de mensenwereld, is dat dan zo erg?”

“Jammer dat je niet houdt van de mensen die erin leven.”

“Jij kan niet beslissen waar ik wel en niet van hou.”

“Neen”, zei het Magische Hert, “Dat is zo.”

“Jij verwijt mij dat ik me moei met de zaken van de mensen, maar nu ik heb gezien wat jij hebt gedaan, voel ik me daar helemaal niet slecht meer over.”

“Ik denk niet dat je je daar ooit slecht over hebt gevoeld”, zo zei het Magische Hert.

“Waarom weet je toch altijd zo goed wat te zeggen?”

“Omdat ik zeg wat ik bedoel.

“Je bent de ergste aller tijden”, zei de slang, “Je hebt de elfenpoort zelf gemaakt om je te beschermen van de mensenwereld, en nu laat je je kop weer zien.”

“Het is tijd.”

“Waarvoor?”

“Dat ze hun weg terugvinden.”

En met die woorden verdween het Magische Hert terug achter de sluier.

Hoe erg is hij toch, die Magische Hert, even erg als toen! Wanneer ik een jonge, domme slang was keek hij net zo naar mij, alsof ik dingen uitstak die ik niet zou moeten doen, alsof ik … beter zou moeten weten. Of eerder… alsof hij beter weet. Verschrikkelijk is het. Zomaar mijn plannen dwarsbomen. Hier in de wereld van de mensen kon ik net ontsnappen aan hem en nu moeit hij zich ineens met de zorgvuldig ontworpen ingewikkeldheden van hoe alles hier werkt. En nu is er door zijn toedoen zomaar terug een troonsopvolger!

“Ik heb zoveel zitten fluisteren in de oren alle hofdames en -heren, in de oren van alle raadsmannen en lakeien zodat ze zich allemaal op elkaar zouden storten zodra de Keizer sterft, omdat hij geen opvolger heeft. Ik kan het niet toelaten!” siste hij luidop vooraleer hij er erg in had.

Zodra de Dwaas en de Prinses terug in de boot sprongen om naar het Stad der Sterren te gaan, sprong ook de slang in het water. Veel sneller kronkelde en zwom hij door het water dan het bootje kon varen.

“Een kleine verandering”, bubbelde de slang, “Een kleine verandering? Ik zal ook eens een kleine verandering teweegbrengen. Hier onder de grond van de Stad der Sterren, daar beweegt iets, iets heel duister. Misschien moeten ze daar maar eens hun licht laten schijnen!”

Zo was het dat de slang zich tussen de stenen wurmde bij de overbrugging van een diepe ravijn. Hij blies zichzelf op om de stenen steeds losser en losser te maken tot op een gegeven moment de stenen volledig loskwamen en de overbrugging daar in elkaar stortte.

“Wat is dat?” vroeg de Prinses die ineens het water voor haar uit in een andere richting zag stromen: naar beneden in plaats van vooruit.

“Wat zie je?” vroeg de Dwaas.

“De overbrugging is ingestort!”

“De overbrugging?” riep de Dwaas, “Wat is een overbrugging?!”

“Hou je vast!” riep de Prinses en onstopbaar als de waterstroom was, zo stortten ze binnen enkele tellen mee naar beneden samen met de losse stenen.

“Opgeruimd staat netjes!” zei de slang.